Het Griekse schrift vertegenwoordigt een belangrijke innovatie: het heeft namelijk klinkers. De oudere schriften (Fenicisch, Hebreeuws en Egyptisch) hadden alleen medeklinkers. Voor de talen die daarmee geschreven werden werkte dat uitstekend omdat in die talen woorden die slechts één klinker verschillen meestal een verwante betekenis hebben.
In nogal wat Indo-Europese talen zijn er echter veel woorden die niet of nauwelijks verwant zijn en toch alleen een klinkerverschil hebben. De Grieken hebben dit opgelost door een aantal medeklinkertekens die in hun taal niet nodig waren een andere betekenis te geven, namelijk als klinkers. Zo waren bijvoorbeeld de ε en de η oorspronkelijk twee verschillende h-klanken in het Semitisch, de α was een glottisslag, de υ komt van de w, en de ayn (die een laryngaal voorstelde) werd een ο.